Minister Bruins kondigde in de brief van april 2019 het volgende aan: “Goede en tijdige informatie-uitwisseling met de patiënt en tussen zorgprofessionals onderling is nodig voor goede kwaliteit van zorg”. Onderdeel van goede informatie-uitwisseling is de ontwikkeling van Medicatieproces 9. Dit betekent een grote verandering in de organisatie van medicatie-informatie door de zorgkolom heen. Maar wat houdt deze verandering precies in?
Huidige situatie
Recepten bevatten voor de apotheek alle inhoudelijke en logistieke informatie. In een enkel geval wordt een recept voorzien van informatie over de indicatie of de gebruiksduur. Veelal moet de apotheekmedewerker het doen zonder essentiële informatie zoals labwaarden, contra-indicaties en ICA’s. Het ontbreken van juist deze informatie maakt het lastig voor de apotheker om een goede zorginhoudelijke rol op zich te nemen en optimaal medicatiegebruik voor de individuele patiënt te borgen.
Nieuwe situatie Medicatieproces 9
Daarom gaat het recept op de schop. Er ontstaan nieuwe informatiestromen die de openbare apotheker veel nauwkeuriger informatie verschaffen over de medicatie van een patiënt.
- De medicatieafspraak. Dit is de afspraak die tussen de voorschrijver en de patiënt wordt gemaakt. Voor chronische medicatie is dus geen stopdatum gedefinieerd. De medicatieafspraak wordt met de apotheek gecommuniceerd als onderdeel van het Actueel Medicatie Overzicht (AMO).
- Het verstrekkingsverzoek. Naast de medicatieafspraak stuurt de voorschrijver een verstrekkingsverzoek want de medicatie moet uiteindelijk aan de patiënt worden geleverd. Het is aan de apotheker om het juiste artikel te selecteren, mede op basis van preferentie, beschikbaarheid enzovoort.
- De toedieningsafspraak. Deze afspraak wordt gemaakt tussen de apotheker en de patiënt. Op basis van beschikbare informatie wordt de toedieningsafspraak gemaakt. De patiënt krijgt een advies op maat , waarbij alle medicatieafspraken in de toedienlijst zijn verwerkt.
- Basisset medicatiegegevens. De overheid streeft naar een basisset van gegevens, waarover de apotheker zou moeten beschikken om de optimale farmacotherapeutische keuzes te kunnen maken. Door het VIPP programma, dat VWS hiervoor heeft opgezet, kan deze set aan gegevens aan de apotheker ter beschikking worden gesteld. Deze basisset bestaat naast de gebruikelijke voorschrijfgegevens o.a. uit ICA’s, labwaarden, reden van voorschrijven, stoppen en wijzigen, gezondheidsvaardigheden en het gebruik van OTC middelen.
Nieuwe rol voor de apotheker
De apotheker wordt verrijkt met een veel grotere set aan gegevens dan gebruikelijk bij het traditionele recept. Dit stelt hem/haar in staat om de zorginhoudelijke rol die is toebedeeld rond de toedieningsafspraak naar behoren in te vullen. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om de patiënt ‘under management’ te houden, op basis van het door medicatieafspraken gegenereerde AMO, gecombineerd met een rijke set aan additionele informatie als boven weergegeven. Dit betekent dus een pro-actieve, coachende rol in plaats van de huidige rol, waarbij vaak pas achteraf middels een medicatiereview de beoordeling van het medicatiegebruik plaatsvindt.
Een prachtige kans voor de apotheker om de rol in het medicatieproces te pakken als dé deskundige op het gebied van medicatie!